Wereldreiziger (11/2008)

EEN WERELDREIZIGER VERTELT
OVER DE KRUIDENTUIN VAN BOEDDHA

“Het schitterende eiland”, zo noemde men ooit deze plaats die aan Adam werd toegewezen na de zondeval.  Sri Lanka is een paradijs.  Een begrip in de wereld van het toerisme.  Het is één glimlach van groen en blauw …

Reeds bij het landen zie je door het vliegtuigraampje dat deze streek gezegend is met een uitzonderlijk klimaat.  De duizenden palmbomen komen dichterbij naarmate je daalt.  Ten slotte scheer je er rakelings overheen en je voelt je gelukkig, want de palmboom is zowat het symbool voor een zonnige vakantie.

Een tijdje nadien, bij het verlaten van de luchthaven, kijk je op honderden stralende gezichten met een brede glimlach en met fonkelende ogen die eventjes contact zoeken.  Indien je dan groet, dan wordt dat beantwoord met een heen en weer schudden van het hoofd, zonder het te draaien.
Dit betekent: “O.K. Welcome.  Ayubowan!”  Nog een krans bloemen rond je hals en je ontvangst is koninklijk.  Met dezelfde hartelijkheid word je overal bejegend.  Je zult die steeds ontmoeten.  Elke dag.  Elk uur.  In al de hotels.  Bij de portier, aan de receptie, in het restaurant of vanwege de mensen van de roomservice of van de housekeeping.  Ook op straat of in de trein “of waar je gaat of staat of ooit je ogen slaat”.  De Srilankanen gadeslaan is een boeiende bezigheid.  Regelmatige fotostops tijdens de rondreis gunnen de fotografen dan ook geen minuut rust.  Nemen we bijvoorbeeld de boer, die achter zijn zware trekdieren en een houten ploeg de overstroomde rijstvelden omploetert.  Of de vissers, die je doen denken aan een ballet van het Bolsjoitheater.  Met twintig, veertig of meer op een rij, sleuren ze, op de cadans van een lied of van een luid gekreun, hun zware netten uit de oceaan die woest is en schuimt en bruist en witte golven uitspuwt.  Net als koorden zo liggen de strak gespannen spieren op hun magere lichaam.  Zweet en zeewater doen hen glimmen als bronzen beelden.  Overal zie je mensen op de straat.  Er zijn de plukkers van kokosnoten, de houtzagers, de leurders, de mattenwevers, de pottenbakkers, de koordenvlechters, …  De vrouwen zijn opmerkelijk slank en lopen rechtop.  In hun pastelkleurige sari’s doen ze denken aan exotische vogels.  Stopt er een autobus met nieuwsgierige toeristen voor hun huis, dan zijn die allen welkom.  De tuin en het neerhof lopen in een minimum van tijd vol mensen, want ook de buren willen erbij zijn.  Er wordt getoond hoe men kookt en hoe men wast, waar men eet en waar men slaapt.  Adressen worden gewisseld, foto’s beloofd en geschenkjes overhandigd.  En wanneer de tijd gekomen is om weer te vertrekken, dan is het afscheid zo hartelijk, zo spontaan en zo uitbundig, dat enkele toeristen een traantje wegpinken.

Na de lestijden lopen de scholen leeg en vullen de straten zich met scholieren in een smetteloos wit uniform.  De jongens opvallend rustig, dragen hun leerboeken onder de arm en voeren prettige gesprekken.  Dat doen ook de meisjes, maar zij houden hun schriften met beide handen tegen het lichaam gedrukt.  Hun haren glimmen als zijde en liggen in een opvallende dikke vlecht op de rug.  Enkelen lopen onder een paraplu om zich niet bloot te stellen aan de zon.  Ze willen immers zo blank mogelijk blijven.  En dit, terwijl sommige Europeanen geen kans laten voorbijgaan op een laagje bruin.  Zo zijn de mensen nu eenmaal.  Ze jagen steeds na wat ze niet bezitten!

Wie je overal ontmoet op dit eiland is Boeddha.  Lord Boeddha.  Hij is aanwezig in alle maten, van heel klein tot reuzegroot.  Al liggend, al staand, al zittend.  In een walm van geurende rookstokjes en achter tafels vol met geofferde lotusbloemen.  Hij bidt, hij slaapt, hij mediteert, hij zegent, hij onderwijst …  Soms is hij van hout, dan weer van steen of van brons, maar hoe dan ook, er gaat een grote rust vanuit.

Net als van de ruïnes van Anuradhapura en Polonnaruwa, de vroegere hoofdsteden.  Het zijn oasen van stilte.  Men kan er verdwalen tussen de resten van tempels, kloosters, paleizen, badplaatsen, dagoba’s en beelden van de grote meester.  Speelse apenfamilies zwieren zich van boom tot boom en niet alleen de baby’s of de opgroeiende apenkinderen, maar ook de papa’s en de mama’s gedragen zich als kwajongens, tot groot jolijt van de bezoekers

Monniken zie je ook overal.  Ze kennen geen haast.  Ze roepen niet.  Ze rennen niet.  Ze leven bijna tijdloos in hun saffraankleurige pij in de schaduw van een stupa en van enkele tempelbomen.  Echte bedevaartplaatsen zijn vaak idyllisch gelegen.

Aukana bijvoorbeeld kijkt uit op een vlakte vol rijstvelden en een groot meer, omkranst met een gamma van groen.  Dambulla, waar Boeddha reeds werd vereerd omstreeks het begin van onze tijdrekening, ligt in de bergen.  En Mihintale bevindt zich in een nationaal park!  Brede monumentale trappen, overschaduwd door tropische planten, leiden je naar de plaats van een historische ontmoeting.  Het was immers hier dat de zoon van Keizer Ashoka het Boeddhisme en zijn leerstellingen naar Sri Lanka bracht.

Van natuur gesproken.  Die is overal mooi op het eiland.  Nergens ter wereld zag ik een kustlijn waar zand, zee, primitieve vissersboten en scheefgezakte woningen een zo’n poëtische kader vormen.  Tientallen meter hoge palmbomen buigen zich gracieus over de oceaan op zoek naar licht en vochtigheid.  En ’s avonds, wanneer de zon de luchten rood kleurt, zorgt een vuurgloed op het wolkenspel voor een feeëriek spektakel.  Het lijkt wel een klank- en lichtspel.  De symfonie van de zee, met het eeuwige lied van eb en vloed, heeft absoluut geen technische versterking nodig.

In de omgeving van Nuwara Eliya vind je bergtoppen tot 2.500 meter.  De hellingen zijn bedekt met theeplantages.  B.O.P.F. is de beste thee van de wereld.  Niet zo hoog, maar meer spectaculair is de rots van Sigiriya, waar ooit een koninklijk paleis stond.  Vandaag is het een uitdaging voor een beklimming tot bij de fresco’s met wereldberoemde frivole dametjes.  En wie zoekt naar de herkomst van onze keukenkruiden krijgt een antwoord in Matale.

In de kruidentuin volgt er een rechtstreekse confrontatie met peper, koffie, cacao, kaneel, saffraan, kruidnagels, nootmuskaat, vanille, gember en nog vele andere magische ingrediënten uit het kookboek.

Bloemenliefhebbers voelen zich heel het jaar door gelukkig in Sri Lanka.  Hoogtepunt van de reis is voor hen waarschijnlijk het bezoek aan de botanische tuinen van Kandy, met een orchideeënkwekerij.

Kandy doet natuurlijk denken aan de Tempel van de Tand van Boeddha.  Na zijn dood werd zijn lichaam verast.  Tussen de resten vond men één van zijn tanden.  Dit is nu de heiligste relikwie voor de gelovigen.  In de loop van de geschiedenis speelde deze Tand altijd een grote rol.  Hij was niet te scheiden van de koninklijke macht.  Elke dag bewijzen de oorverdovende klanken van trompetten en troms hier de invloed van het hindoeïsme. 

Veel rustiger is het even buiten de stad.  Op de weg naar Colombo vind je een weeshuis voor olifanten.  Het eiland telt nog duizenden van deze dikhuiden.  Met een beetje geluk loop je hier of daar een kudde wilde olifanten tegen het lijf.

Kortweg, een rondrit doorheen het vroegere Ceylon is één aaneenschakeling van onvergetelijke hoogtepunten.  En na de reis, thuis, bij het uitpakken van reiskoffers zul je gelukkig zijn met de gekochte souvenirs.  Een paar stukken kleurrijke batik, een blauwe saffier, een tafellaken in echte kloskant, een masker of een Ganesha in zwart ebbenhout.

Maar het mooiste, wat je voor geen geld ter wereld zult willen missen, zijn de herinneringen aan de bewoners.  Aan de mensen.  Hun innemende glimlach.  Hun warme ontvangst.  Het diepmenselijk meevoelen met hun vreugden en hun zorgen … dat alles betekent voor jou een onbetaalbare verrijking.

Als je daarbij bedenkt, dat volgens de legende God Adam en Eva na het bijten in de appel, als straf hierheen stuurde, dan heeft Hij die zondeval nog niet zo kwalijk genomen !